Vroege geschiedenis
Het vervangen van ontbrekende tanden en kiezen is geen nieuw idee! Uit de archeologie is bekend dat o.a. de oude Egyptenaren en de Maya's al ontbrekende tanden vervingen bijv. met behulp van hout, handgeslepen ivoor en schelpen.
Moderne geschiedenis
Aan het einde van de 19e eeuw begonnen tandartsen steeds meer te experimenteren met inbrengen van implantaten, maar na de tweede wereldoorlog kwam deze techniek pas echt in een stroomversnelling en werd er ook meer gedegen onderzoek naar gedaan.
Veel tandartsen en onderzoekers brachten verschillende vormen implantaten op de markt. Een bekend voorbeeld uit deze tijd is het subperiostale implantaat:
Het subperiostale implantaat ligt op het bot en onder het botvlies en het tandvlees. Het implantaat kan passend gemaakt worden op het bot d.m.v. van een afdruk of tegenwoordig ook middels een CT-scan. Op de staaf welke boven het tandvlees uitsteekt, kan een een kunstgebit gemaakt worden wat hierop afsteunt en vastklikt.
Doordat het grootste deel van het metaal dicht onder het tandvlees ligt, komt dit vaak snel bloot te liggen en hebben infecties een ingrijpend gevolg. Mede door de matige overlevingskansen in de onderkaak en de zeer slechte in de bovenkaak wordt deze implantaatvorm tegenwoordig nog weinig gebruikt.
Meer gebruikt waren implantaatvormen die echt in het kaakbot werden ingebracht, ook wel enossale (endosseous) implantaten genoemd. Hiervan zijn zeer veel verschillende vormen in de 20e eeuw op de markt gebracht: o.a. spiraalvormige implantaten, disc implantaten, naald implantaten, blad implantaten, en (holle) wortelvormige implantaten met of zonder schroefdraad.
Het blad implantaat
Verschillende typen blad implantaten
Het blad implantaat werd medio jaren 1960 ontwikkeld en vnl in de jaren '70 veel gebruikt. Linkow was een groot promoter van dit type implantaat en heeft hier veel over gepubliceerd. Het deel met het blad werd in het bot geplaatst nadat daar eerst een soort van 'sleuf' in was geboord. Aan het blad zitten een of meerdere pijlers die door het tandvlees in de mondholte steken, op deze pijlers kunnen dan bijv. bruggen bevestigd worden. Doordat wortelvormige implantaten succesvoller bleken te zijn worden dit soort implantaten nog nauwelijks gebruikt. Ze worden echter nog steeds verkocht en dan gebruikt in situaties waar de kaak heel dun is of waar de hoogte beperkt is door anatomische structuren als o.a. zenuwen en de kaakbijholte. De laatste jaren zijn er wel weer geluiden om voor speciale indicaties deze implantaatvorm weer te gaan gebruiken.
Wortelvormige implantaten (root-form implants)
Verschillende type wortelvormige implantaten
De grote doorbraak werd bereikt in 1952 aan de universiteit van Lund in Zweden, door een onderzoeksteam onder leiding van de orthopedisch chirurg Per-Ingvar Brånemark. In een van de onderzoeken werd de genezing van bot microscopisch onderzocht, de gebruikte proefdieren waren konijnen. Hiervoor werden titanium schroeven in de pijpbeenderen van de konijnen geschroefd, maar nadat het experiment enkele maanden klaar was, bleek dat de schroeven slechts zeer moeilijk uit het bot gedraaid konden worden. Het bot bleek zeer dicht om het oppervlak van de schroef heen gegroeid te zijn, Brånemark noemde dit fenomeen osseointegration.
Hoewel dit in eerste instantie ergenis opwekte omdat het hergebruik werd bemoeilijkt, besefte Brånemark al snel de mogelijkheden en begon hij te experimenteren met schroefvormige implantaten gemaakt van titanium. Het onderzoek schoof op naar gebruik in menselijk bot en voor de vervanging van ontbrekende tanden en kiezen. Het originele Brånemark implantaat dat zelfs al meer dan veertig jaar gebruikt wordt, is te zien in de bovenste linkerafbeelding.
Veel onderzoeken en experimenten gedaan door hem en collega's hebben een geweldige bijdrage geleverd aan de basis van de moderne orale implantologie. Veel implantaten die de afgelopen tientallen jaren op de markt zijn gebracht zijn gestoeld op de principes van Brånemark. Tegenwoordig is de trent een zelf tappend recht of wortelvormig implantaat met een extra verruwd titaniumoppervlak tot aan de nek van het implantaat.
Toekomst?
Implantaten groeien op dit moment in gunstige omstandigheden bijna altijd vast aan het bot, mogelijk dat nieuwe bewerkingen van het implantaatoppervlakte in de toekomst, het succespercentage onder moeilijke omstandigheden, zoals bij o.a. zeer zacht bot, rokers en diabeten nog verder kan verbeteren. Verdere verruwing van het oppervlak kan alleen niet in de buurt van de nek plaatsvinden, doordat de kans op ontsteking van het tandvlees te groot zal worden. Het is te verwachten dat er implantaten op de markt gebracht zullen worden die in het onderste deel een extra ruw / poreus zullen zijn.
Het tandvlees rondom een implantaat is anders van samenstelling en opbouw dan het tandvlees rondom een natuurlijk gebitselement, dit geld met name voor de oriëntatie van de bindweefselvezels. Het tandvlees dat de (driehoekige) ruimte tussen de tanden en kiezen opvult, is o.a hierdoor rondom implantaten moeilijker te herstellen. In de toekomst zal waarschijnlijk door verandering van vorm en oppervlakte van met name de opbouwen (abutments) hier mogelijk nog ruimte voor verbetering zijn.
Het metaal van het implantaat en/of de gebruikte opbouw (abutment) kan blauw/grijs door het tandvlees heen doorschemeren. Nieuwe keramische (zirconium) abutments en implantaten zullen dat probleem waarschijnlijk minder hebben. Doordat deze materialen zwakker zijn is het niet te verwachten dat dit een toegevoegde waarde is voor gebitselementen buiten de esthetische zone (voortanden).
Locaties met te weinig bot kunnen o.a. met botvervangende materialen hersteld worden. Stamceltherapie en nieuwe materialen in combinatie met groeifactoren zullen dit proces in de toekomst makkelijker en voorspelbaarder maken.
Auteur: JW Vaartjes